Het nut van commissies

In het vorige nummer van ons Federatie-blad schreef ik over ‘Het nut van mannen’, nadat  mijn goede vriend Ben doortastend mijn coniferen met drie meter had ingekort, om mij een boete van de Tuincommissie (van het volkstuinencomplex-EV) te besparen. Held van de Dag!

Helaas blijkt de vreugde van korte duur. Want direct na verschijning van mijn stukje ligt er opnieuw een brief in de bus, ditmaal van het door de Tuincommissie verwittigde bestuur. Reden: ik heb mijn coniferen niet tot 1.80 m ingekort maar het bij 2.20 m gelaten. En 1.80 m is één meter tachtig, dat weten we allemaal!

Ik geef toe: ik reageer verbolgen. Want toen ik mijn tuin in 2002 kocht, waren die coniferen al stukken langer dan nu, in ingekorte vorm. Ik besluit verhaal te halen: waarom? Hoezo? Waartoe?
De tuincommissieleden horen mijn kritisch betoog kalm en beleefd aan. Een krachtige troef, want daardoor kalmeer ook ik weer een beetje. Het zijn de regels, leggen ze uit. “Tien jaar lang heeft de Tuincommissie veel te veel toestanden gedoogd, en vanaf nu gaan wij de regels weer strikt handhaven.”  “Dat kun je wel zeggen”, sputter ik, “want, want, want…”

Bezwaren
Ik noem mijn grootste bezwaren:
“Vanaf het pad kan niemand die coniferen überhaupt zien; ze staan achterin, tussen de huisjes. En de buren aan die kant houden óók van hoog.  Nu zitten we dus allebei, ongevraagd, tegen een zielig en verminkt bosje hout aan te kijken. Wie is daarbij gebaat?”
De commissie geeft blijk van een toekomstgerichte blik: “Stel dat één van jullie zijn huisje wil verkopen en de nieuwe eigenaar wil het wél laag?”
Ach ja, regeren is vooruitzien.
Mijn vinger priemt omhoog: “Maar overal in het park staan véél hogere en véél bredere rijen coniferen, die het uitzicht op de tuinen volledig belemmeren – terwijl mijn tuin juist zo’n mooi doorkijkje biedt!”
Voor deze ogenschijnlijke paradox blijkt eveneens een passende verklaring aanwezig: pal voor die gigantische coniferen zijn namelijk piepkleine heggetjes geplant, en dan mag het volgens het reglement weer wél. Dan vallen die ondoordringbare wouden onder het ‘eigen beheer’ van de tuineigenaar, ‘mits niet breder dan zes meter’. Jammer maar helaas. “Trouwens, we moeten toch érgens beginnen?”
Daar hebben ze een punt, geef ik toe. Al vraag ik me af hoe zinvol een middel is, dat niet tot het beoogde DOEL leidt, te weten: een mooier tuinencomplex. Maar regels zijn regels, zoals 1.80 m geen 2.20 m is. En je moet inderdaad ‘ergens’ beginnen. Ook al ben ik dan net de pineut…
Uiteindelijk komt iederéén aan de beurt”,  voorspelt de commissie geruststellend (of is het een dreigement?) “Rome is ook niet op één dag gebouwd, maar we doen ons best!”

Vier boetes
Dat blijkt al in het daaropvolgende weekend, als ik ‘corvee’ heb en samen met een aardige dame in het park sta te schoffelen. Na de pauze komt ze balend terug van haar huisje. “VIER boetes heb ik in mijn bus. VIER!!!”
Ik knik. “Ze worden strikter met de regels.  Zelf had ik vorige week ook…”.
Maar daar heeft ze – terecht- geen boodschap aan. “Als de tuincommissie zó extreem van het ene uiterste in het andere vervalt, schoffelen ze in één klap ook het plezier van de tuinders weg!”

“Ze schoffelen in één klap ook het plezier van de tuinders weg!”

Zou het? De commissie doet haar werk feitelijk ‘eindelijk’ serieus – al is het even slikken. Maar wie zou hun vrijwilligerstaak willen overnemen? De beste stuurlui staan aan wal; dat is voor hen óók af en toe slikken. Want soms willen wij liever ons gelijk dan ons geluk…
Wat wil ik? Na enige aarzeling kies ik voor geluk: ik betaal braaf mijn boete en kort nog  40 cm  extra op mijn bomen in.
‘Het nut van commissies’… Achteraf was een andere titel misschien  beter geweest: ‘Hoge bomen vangen veel wind’. En dan bedoel ik niet de bomen die we straks allemaal moeten afzagen, maar de leden van de Tuincommissie zelf. Want die krijgen het vast nog hard te verduren.
Wat vindt u (als aspirant-commissielid)?

[Verschijnt binnenkort in het ledenblad van de Federatie van Amsterdamse Amateurtuinders]

Comments are closed.